
Niveaus volgens het CEF
In 2001 introduceerde de Raad van Europa het Europees referentiekader als richtlijn voor het vaststellen van iemands taalniveau. Dit referentiekader, bekend als het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader (ERK) of Common European Framework (CEF), verdeelt taalgebruikers in zes verschillende niveaus. Deze niveaus variëren van A1 (het eenvoudigste niveau) tot C2 (het meest geavanceerde niveau).
Het CEF beschrijft zes verschillende beheersingsniveaus voor de vaardigheden in moderne vreemde talen, die uniform in heel Europa worden toegepast. Hieronder volgt een meer gedetailleerde uitleg.
Niveaus beschrijving
A0 – Beginnend gebruiker: heeft nog (bijna) geen kennis van de vreemde taal.
A1 – Basisgebruiker: begrijpt eenvoudige woorden en namen en elementaire zinnen over concrete behoeften. Communiceert op een eenvoudige manier, als de gesprekspartner langzaam en duidelijk spreekt en bereid is te helpen.
A2 – Basisgebruiker: begrijpt vaak voorkomende uitdrukkingen met betrekking tot onderwerpen van onmiddellijk belang. Communiceert in alledaagse situaties over vertrouwde en alledaagse onderwerpen.
B1 – Onafhankelijk gebruiker: begrijpt de hoofdpunten van standaardcommunicatie over vertrouwde onderwerpen die regelmatig voorkomen op het werk, op school, in de vrije tijd etc. Kan ervaringen, gebeurtenissen, dromen, verwachtingen en ambities beschrijven en beknopt redenen of uitleg geven voor meningen en plannen.
B2 – Onafhankelijk gebruiker: Kan de kerngedachten van complexe teksten over concrete en abstracte onderwerpen begrijpen, ook van technische discussies in zijn/haar specialisatie. Kan zo vlot en spontaan communiceren dat de regelmatige interactie met moedertaalsprekers voor geen van beide partijen lastig is.
C1 – Vaardiggebruiker: begrijpt moeilijke, langere teksten van uiteenlopende aard. Kan zichzelf vlot en spontaan uitdrukken, zonder al te duidelijk naar woorden te zoeken. Kan correcte, goed gestructureerde, gedetailleerde teksten produceren over complexe onderwerpen, met een weloverwogen tekstopbouw, een duidelijke samenhang en goed gebruik van verbindingswoorden.
C2 – Vaardiggebruiker: Kan zonder moeite alles begrijpen wat zij/hij hoort of leest. Kan informatie van gesproken of geschreven bronnen samenvatten, op een coherente manier argumenten en uiteenzettingen reconstrueren. Kan zichzelf spontaan, erg vlot, precies en genuanceerd uitdrukken, ook in meer complexe situaties.
Talen Training Centrum gebruikt dit kader ook.
Omdat de cursusmodules van het TTC kort zijn, gebruiken we gedetailleerde aanduidingen: A1.1, A1.2, A1.3, B1.1, B1.2, B1.3… waarbij A1.1/B1.1/C1.1 lager is dan A1.3/B1.3/C1.3.
Bijvoorbeeld:
A1.1: de cursist beheerst ¼ van niveau A1
A1.2: de cursist beheerst ½ van niveau A1
A1.3: de cursist beheerst ¾ van niveau A1
A1: de cursist beheerst alle vaardigheden die op dit niveau vereist zijn.
Modules bij het TTC
- Spreken
- Lezen
- Schrijven
- Begrijpen
De door ons gehanteerde modules (cursusdelen) en hun samenhang met de internationaal erkende niveaus vormen een soort ladder van taalvaardigheden, van A0 naar A1, van A1 naar A2, enzovoort.
Een cursist heeft echter minimaal twee modules nodig om een hoger niveau te bereiken. Daarom is het aangeraden om gelijk 2 of meer modules in te plannen.
Onze cursussen zijn opgedeeld in modules. Om bijvoorbeeld van niveau A0 naar A1 te gaan, zijn 2 modules nodig (M1 + M2). Voor de stap van A1 naar A2 zijn dat M3 + M4, en zo verder.
Hieronder vind je een beschrijving van de verschillende modules en hun vergelijking met de internationaal gebruikte niveaus:
M1: voor beginners die vanaf “0” starten (vergelijkbaar met niveau A0-A1.2)
M2: voor beginnende cursisten met enige voorkennis (A1.2-A1)
M3: voor halfgevorderden (A1-A2.2)
M4: voor halfgevorderden+ (A2.2-A2)
M5: voor gevorderden (A2-B1.2)
M6: voor gevorderden+ (B1.2-B1)
M7: voor vergevorderden (B1-B2.1)
M8: voor zeer gevorderden (B2.1-B2)
