(Common European Framework of Reference for Languages)
Er zijn twee manieren om iemands taalniveau aan te geven. Vroeger gebeurde dit met het zogenaamde NT2-niveau.
De laatste jaren wordt vooral het z.g. Europees Referentiekader gebruikt. Het TTC werkt er ook mee.
Omdat de cursusmodules van het TTC kort zijn, gebruiken we gedetailleerde aanduidingen: A1.1, A1.2, A1.3, B1.1, B1.2, B1.3... waarbij A1.1/B1.1/C1.1 lager is dan A1.3/B1.3/C1.3.
Korte beschrijving van niveaus:
A0 - Absoluut beginner: Heeft nog (bijna) geen kennis van de Nederlandse taal.
A1 - Basisgebruiker: Kan vertrouwde, alledaagse uitdrukkingen en elementaire zinnen over concrete behoeften begrijpen en gebruiken. Kan op een eenvoudige manier communiceren, als de gesprekspartner langzaam en duidelijk spreekt en bereid is te helpen.
A2 - Basisgebruiker: Kan zinnen en vaak voorkomende uitdrukkingen begrijpen met betrekking tot onderwerpen van onmiddellijk belang. Kan in eenvoudige en alledaagse situaties communiceren over vertrouwde en alledaagse onderwerpen.
B1 - Onafhankelijk gebruiker: Kan de hoofdpunten begrijpen van standaardcommunicatie over vertrouwde onderwerpen die regelmatig voorkomen op het werk, op school, in de vrije tijd etc. Kan ervaringen, gebeurtenissen, dromen, verwachtingen en ambities beschrijven en beknopt redenen of uitleg geven voor meningen en plannen.
B2 - Onafhankelijk gebruiker: Kan de kerngedachten van complexe teksten over concrete en abstracte onderwerpen begrijpen, ook van technische discussies in zijn/haar specialisatie. Kan zo vlot en spontaan communiceren dat de regelmatige interactie met moedertaalsprekers voor geen van beide partijen lastig is.
C1 - Vaardiggebruiker: Kan moeilijke, langere teksten van uiteenlopende aard begrijpen. Kan zichzelf vlot en spontaan uitdrukken, zonder al te duidelijk naar woorden te zoeken. Kan duidelijke, goed gestructureerde, gedetailleerde teksten produceren over complexe onderwerpen, met een weloverwogen tekstopbouw, een duidelijke samenhang en goed gebruik van verbindingswoorden.
C2 - Vaardiggebruiker: Kan zonder moeite alles begrijpen wat hij/zij hoort of leest. Kan informatie van gesproken of geschreven bronnen samenvatten, op een coherente manier argumenten en uiteenzettingen reconstrueren. Kan zichzelf spontaan, erg vlot, precies en genuanceerd uitdrukken, ook in meer complexe situaties.